Fok

(Nieuwe pagina aangemaakt met ' {{Light Context |Supercontext=PR SSM 00119 |Topcontext=PR SSM 00119 |Heading=Fok }}')
 
(Label: visualeditor)
Regel 1: Regel 1:
 
+
'''Benamingen rond de fok'''
  +
[[Bestand:Fok.png|miniatuur|'''Figuur 1:''' De fok.]]
  +
{| class="wikitable"
  +
|33
  +
|'''stagringen'''
  +
|ringen om de voorstag. Zijn met een bindsel aan de stagleuvers van de fok gebonden. Verbinden op die  manier de fok aan het voorstag. Tegenwoordig gebruiken we messing leuvers.
  +
|-
  +
|34
  +
|'''voorstag'''
  +
|massieve ijzeren draad tussen de voorsteven en de masttop. Hierlangs wordt de fok gehesen.
  +
|-
  +
|35
  +
|'''grote gei'''
  +
|benaming voor fok die tweemaal gereefd is.
  +
|-
  +
|36
  +
|'''kleine gei'''
  +
|benaming voor fok die  driemaal gereefd is.
  +
|-
  +
|37
  +
|'''gordijn'''
  +
|lijn van halverwege het  voorstag naar de voorste kruisklamp in de zij, aan loef. Als de fok bij het  overstag gaan wind vangt over de nieuwe boeg, wordt hij opgevangen door het  gordijn. De fok kan daardoor niet te wild tekeer gaan en de maat kan zonder  gevaar de fokkeschoot beleggen.
  +
|}
  +
{| class="wikitable"
  +
|38
  +
|
  +
|lijn, die de buik van de fok  in bedwang houdt bij ''het overstag gaan''. Eén eind zit aan het onderlijk  gesplitst. Het andere eind kan worden vastgemaakt aan het oog op de overloop. Of op een klamp naast de mast. Op ruime koersen moet deze losgemaakt worden.
  +
|-
  +
|39
  +
|'''fokkeschoot'''
  +
|schoot, waarmee de stand van  de fok t.o.v. het schip wordt bepaald. Loopt vanaf de schoothoek met een lus  rond achterste kruisklamp in de zij. Dan via een kousleuver in de schoothoek, weer terug naar diezelfde kruisklamp, daarop belegd.
  +
|-
  +
|40
  +
|'''fokkeval'''
  +
|val in de vorm van een  tweeschijfstakel, waaraan de fok wordt gehesen. Het halend part wordt belegd  op de halve klamp aan BB of SB (afhankelijk van welke Botter je vaart) op de  mast. Het eind van het halend part is weer aan de tophoek van de fok geknoopt  en gaat bij het hijsen dus mee omhoog.
  +
|-
  +
|41
  +
|'''leuvers achterlijk'''
  +
|in het achterlijk van de fok  zitten een paar kousleuvers en een touwleuver. Deze worden benut om op  bepaalde koersen een grote of kleinere boom in de fok te kunnen zetten. En  bij het reven, om de functie van schoothoek over te nemen.
  +
|-
  +
|42
  +
|'''fokkeboom of fokkeloet'''
  +
|hiermee wordt de grote boom  aangeduid, waarmee de fok "te loevert" kan worden gezet op  voordewindse koersen. Een enorm lang kreng, dat door minstens drie man  gehanteerd moet worden. Daarom bij dagcharters niet vaak gebruikt.
  +
|-
  +
|43
  +
|'''bindtouw'''
  +
|touw aan het  voorstevenbeslag. De opgerolde fok kan hiermee worden vastgebonden tegen de  voorstag. Tevens in gebruik bij het reven, om de onderste stagringen op  elkaar te binden, en daarmee het onderste stuk van het zeil uit de wind te  halen.
  +
|}
 
{{Light Context
 
{{Light Context
 
|Supercontext=PR SSM 00119
 
|Supercontext=PR SSM 00119

Versie van 5 jun 2017 om 17:26

Benamingen rond de fok

Figuur 1: De fok.
33 stagringen ringen om de voorstag. Zijn met een bindsel aan de stagleuvers van de fok gebonden. Verbinden op die manier de fok aan het voorstag. Tegenwoordig gebruiken we messing leuvers.
34 voorstag massieve ijzeren draad tussen de voorsteven en de masttop. Hierlangs wordt de fok gehesen.
35 grote gei benaming voor fok die tweemaal gereefd is.
36 kleine gei benaming voor fok die driemaal gereefd is.
37 gordijn lijn van halverwege het voorstag naar de voorste kruisklamp in de zij, aan loef. Als de fok bij het overstag gaan wind vangt over de nieuwe boeg, wordt hij opgevangen door het gordijn. De fok kan daardoor niet te wild tekeer gaan en de maat kan zonder gevaar de fokkeschoot beleggen.
38 lijn, die de buik van de fok in bedwang houdt bij het overstag gaan. Eén eind zit aan het onderlijk gesplitst. Het andere eind kan worden vastgemaakt aan het oog op de overloop. Of op een klamp naast de mast. Op ruime koersen moet deze losgemaakt worden.
39 fokkeschoot schoot, waarmee de stand van de fok t.o.v. het schip wordt bepaald. Loopt vanaf de schoothoek met een lus rond achterste kruisklamp in de zij. Dan via een kousleuver in de schoothoek, weer terug naar diezelfde kruisklamp, daarop belegd.
40 fokkeval val in de vorm van een tweeschijfstakel, waaraan de fok wordt gehesen. Het halend part wordt belegd op de halve klamp aan BB of SB (afhankelijk van welke Botter je vaart) op de mast. Het eind van het halend part is weer aan de tophoek van de fok geknoopt en gaat bij het hijsen dus mee omhoog.
41 leuvers achterlijk in het achterlijk van de fok zitten een paar kousleuvers en een touwleuver. Deze worden benut om op bepaalde koersen een grote of kleinere boom in de fok te kunnen zetten. En bij het reven, om de functie van schoothoek over te nemen.
42 fokkeboom of fokkeloet hiermee wordt de grote boom aangeduid, waarmee de fok "te loevert" kan worden gezet op voordewindse koersen. Een enorm lang kreng, dat door minstens drie man gehanteerd moet worden. Daarom bij dagcharters niet vaak gebruikt.
43 bindtouw touw aan het voorstevenbeslag. De opgerolde fok kan hiermee worden vastgebonden tegen de voorstag. Tevens in gebruik bij het reven, om de onderste stagringen op elkaar te binden, en daarmee het onderste stuk van het zeil uit de wind te halen.